Y.L. Basta, O.L. Baur, S. van Dieren, J.H.G. Klinkenbijl, P. Fockens, K.M.A.J. Tytgat
Voorzitter(s): P.D. de Rooij & S.M.E. Engelen
Donderdag 28 mei 2015
14:40 - 14:50u
in Baroniezaal
Parallel sessie: V06 Hoofdhals en Endocriene Chirurgie en Kwaliteit, Richtlijnen en Protocollen
Introductie:
Veel patiënten met gastrointestinale maligniteiten worden besproken in een multidisciplinair overleg (MDO). Bewijs van de toegevoegde waarde is beperkt. In deze studie onderzochten wij de kwaliteit van het MDO.
Methoden:
In een prospectieve studie werden gedurende 6 maanden gegevens verzameld van opeenvolgende patiënten besproken op het MDO waaronder verwijsdiagnose, MDO-diagnose en de definitieve diagnose. De kwaliteit van het MDO werd afgeleid uit het aantal correcte definitieve diagnoses bepaald op het MDO en de correcte verandering ten opzichte van de verwijsdiagnose. Dit werd uitgesplitst naar tumor-specifieke MDO’s. Een logistische regressie identificeerde variabelen van invloed op het diagnostisch proces.
Resultaten:
In 74 MDO’s werden 551 patiënten besproken. In totaal veranderde het MDO 120 (21,8%) verwijsdiagnoses. Het HCC-MDO veranderde 26%, het CRC-MDO 5%, het oesophagus-maag (OES) MDO 16% en het HPB-MDO 33%. Van 515 (93,5%) patiënten was de MDO-diagnose gelijk aan de definitieve diagnose. Hiervan werd 81.1 % (n=447) middels PA bevestigd. Bij het HCC-MDO was 56,2% correct, bij het CRC-MDO 96,3%, bij het OES-MDO 98,1% en bij het HPB-MDO 80,2%. Gecorrigeerd voor tumor-specifiek MDO, was de kans op een correcte MDO-diagnose groter wanneer patiënten ingebracht werden door hun behandelend arts (RR 1,2; 95%CI 1,1 - 1,5). Deze kans werd niet beïnvloed door het aantal patiënten per MDO (RR 1,0; 95%CI 0,98 - 1,0), of de duur van het MDO (RR 1,0; 95%CI 0.99 - 1,0).
Conclusie:
De verwijsdiagnose werd in 21,6% correct veranderd tijdens het MDO. De MDO-diagnose was correct in 93,5%. De toegevoegde waarde van het MDO lijkt hiermee bewezen.