F.J. Amelung, H.W.L de Beaufort, P.D. Siersema, P.M. Verheijen, E.C.J. Consten
Voorzitter(s): N.A.T. Wijffels & T.S. Aukema
Donderdag 28 mei 2015
17:18 - 17:30u
in Brabantzaal
Categorieën: vrije voordracht, colorectale chirurgie
Parallel sessie: V07 Maligne Colon II
Doel:
Er is geen consensus over de optimale behandeling van acute maligne rechtszijdige colon obstructie (RZCO). Dit systematische review vergelijkt primaire resectie met stentplaatsing als brug tot electieve resectie bij patiënten met acute RZCO.
Methode:
Pubmed, Embase en Cochrane werden doorzocht naar relevante artikelen. Primaire eindpunten waren procedure gerelateerde mortaliteit en morbiditeit. Methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies werd beoordeeld met de MINORS criteria.
Resultaten:
Veertien cohort studies waren geschikt voor analyse. In totaal werden 2873 patiënten geïncludeerd in de primaire resectie groep en 155 patiënten in de stent groep. Het gemiddelde mortaliteitspercentage voor de patiënten behandeld met primaire resectie en anastomose was 10.8% (8.1%-18.5%). De algehele mortaliteit voor patiënten behandeld met een colon stent gevolgd door electieve resectie was 0%. Alle patiënten die zijn behandeld met een colon stent hebben uiteindelijk een electieve resectie ondergaan. Ernstige morbiditeit was respectievelijk 23.9% (9.3%-35.6%) en 0.8% (0%-4.8%). Zowel mortaliteit als ernstige morbiditeit waren significant beter in de stent groep. Stentplaatsing ging gepaard met minder naadlekkages (0% versus 9.1%) en minder permanente ileostoma’s (0% versus 1.0%).
Conclusie:
Primaire resectie bij patiënten met acute RZCO lijkt geassocieerd met een hogere mortaliteit en ernstige morbiditeit dan stentplaatsing gevolgd door electieve resectie. Daarnaast resulteert stent plaatsing in minder naadlekkages en minder permanente ileostoma’s. Gezien het gebrek aan kwalitatief goede studies over de optimale behandeling van RZCO en het feit dat stentplaatsing in het proximale colon als technisch moeilijk wordt ervaring, is verder onderzoek nodig om een goede ‘evidence-based’ klinische richtlijn op te kunnen stellen.