Het gebruik van (neo)adjuvante behandeling bij patiënten die geopereerd worden vanwege een maagcarcinoom in Nederland.


M.G. Schouwenburg, L.A.D. Busweiler, D. Henneman, A. Cats, B.P.L. Wijnhoven, R. van Hillegersberg, J.W. van Sandick, M.I. van Berge Henegouwen, G.A.P. Nieuwenhuijzen

Voorzitter(s): J.W. van Sandick & J.W. van den Berg

Donderdag 28 mei 2015

17:00 - 17:10u in Zaal 80/81

Categorieën: vrije voordracht, gastro-intestinale chirurgie

Parallel sessie: V11 Upper GI/Oesophagus/Maag II


Doel:
In de landelijke richtlijn Maagcarcinoom wordt bij patiënten met een resectabel maagcarcinoom perioperatieve chemotherapie geadviseerd vanwege een verbetering van de (ziektevrije) overleving. In dit onderzoek werd het gebruik van perioperatieve chemotherapie in Nederland geëvalueerd aan de hand van gegevens uit de Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA).

Methode:
Alle patiënten die in de DUCA geregistreerd zijn (2011-2013) met een in-opzet-curatieve resectie vanwege een maagcarcinoom (klinisch stadium I-IV M0) werden geïncludeerd.

Resultaten:
In 2011-2013 werden in totaal 1006 patiënten met een maagcarcinoom geregistreerd die een in-opzet-curatieve resectie hadden ondergaan. In deze groep werden 556 patiënten (55%) voorbehandeld, en 361 patiënten (36% ) zowel voorbehandeld als nabehandeld met chemo(radio)therapie. De kans op het krijgen van peri-operatieve therapie was lager bij een hogere leeftijd, een hogere ASA score, vrouwelijke patiënten en indien er sprake was van een gecompliceerd postoperatief beloop. Figuur 1 toont de ziekenhuisspreiding in het gebruik van perioperatieve chemo(radio)therapie (0-72%), met een landelijk gemiddelde van 36%. Na correctie voor patiënt- en tumorfactoren (casemixfactoren), met behulp van een multivariate analyse, bleef deze ziekenhuisspreiding bestaan (0-64%).

Conclusie:
Van de patiënten die in de DUCA geregistreerd zijn met een in-opzet-curatieve resectie vanwege een maagcarcinoom, bleek een aanzienlijke ziekenhuisspreiding te bestaan in het gebruik van perioperatieve chemo(radio)therapie, ook als er voor bekende casemixfactoren werd gecorrigeerd. Verder onderzoek is noodzakelijk om deze verschillen en de mogelijke gevolgen op lange termijn te onderzoeken.