D.P.J. van Dijk, M. Bakens, M.M.E. Coolsen, S.S. Rensen, R.M. van Dam, M.J.L. Bours, M.P. Weijenberg, C.H.C. Dejong, S.W.M. Olde Damink
Donderdag 28 mei 2015
12:00 - 13:00u
Categorieën: posters
Parallel sessie: Posters
Doel
Pancreaskanker gerelateerde cachexie en spierverlies zijn geassocieerd met een slechte uitkomst na chirurgie. Spiervolume kan worden gemeten met CT-scans. Intermusculair vetweefsel en intermyofibrillair vet (vastgesteld door middel van de “muscle attenuation index”) zijn verhoogd in kankerpatiënten en zouden markers van spierverlies en spierkwaliteit kunnen zijn. Deze studie heeft als doel de impact van vet accumulatie in spierweefsel op de post-operatieve uitkomsten te bepalen in patiënten met pancreaskanker.
Methode
Een prospectief cohort van pancreaskanker patiënten geopereerd tussen 2008-2013 werd geanalyseerd middels CT-scans op L3 niveau om zo het cross-sectionele oppervlak te meten van 1) spierweefsel, 2) intermusculair vetweefsel en 3) visceraal vetweefsel. De muscle attenuation index, welke intermyofibrillair vet weergeeft, was gedefinieerd als gemiddelde spiersignaalintensiteit in Hounsfield units.
Resultaten
Patiënten met een lage muscle attenuation index, een indicatie voor hoog intermyofibrillair vet, hadden een kortere overleving dan patiënten met een middel-hoge of hoge muscle attenuation index (mediane overleving respectievelijk 46,5, 77,1 en 67,1 weken; p<0,001). De muscle attenuation index was negatief gecorreleerd met intermusculair vetweefsel (rp= -0,68; p<0,001). Verhoogd visceraal vetweefsel volume was gerelateerd aan een verhoogd risico op het ontwikkelen van pancreasfistels (OR: 2,5, 95%-CI: 1,1-6,1) en postoperatieve infecties (OR: 2,7, 95%-CI: 1,4-5,2).
Conclusie
Een lage muscle attenuation index is geassocieerd met korte overleving en ernstige postoperatieve complicaties. De sterke correlatie tussen intermyofibrillair vet en intermusculair vetweefsel wijst op een gelijke ontstaanswijze, echter dit moet verder worden onderzocht. Preoperatieve CT-scan analyse van lichaamssamenstelling kan gebruikt worden in de kliniek om patiënten met een verhoogd risico op complicaties te identificeren.