P15. Accuratesse van CT en 18F-FDG PET-CT voor de stadiëring van melanoompatiënten met een positieve sentinelnode


L.H.J. Holtkamp, R.L. Read, J.F. Thompson, L. Emmett, O.E. Nieweg

Donderdag 28 mei 2015

12:00 - 13:00u
Categorieën: posters

Parallel sessie: Posters


Doel: Retrospectieve onderzoeken hebben aangetoond dat stadiëren van melanoompatiënten met een positieve sentinelnode niet zinvol is gezien de minimale opbrengst en het hoge percentage foutpositieve bevindingen. Desondanks wordt bij dergelijke patiënten vaak beeldvorming verricht. Wij onderzochten de waarde van geavanceerde beeldvorming bij deze categorie patiënten.

Methode: Vanaf 2011 werden 144 patiënten met een positieve sentinelnode gestadiëerd door middel van CT of PET-CT. De waarde van de beeldvorming werd vastgesteld op basis van histopathologische bevestiging of klinische uitkomst zes maanden nadien.

Resultaten: Mediaan interval tussen biopsie en beeldvorming was 17 dagen. Van 103 CT-scans waren 1 juistpositief, 21 foutpositief, 76 juistnegatief en 5 foutnegatief voor metastasen op afstand. Van 41 PET-CT-scans waren geen juistpositief, 7 foutpositief, 31 juistnegatief en 3 foutnegatief. De gevoeligheid van CT was 17%, specificiteit 57% en positief voorspellende waarde 5%. Voor PET was dit 0%, 82% en 0%. Voor locoregionale metastasen waren in totaal 1 CT-scans juistpositief, 8 foutpositief, 86 juistnegatief en 8 foutnegatief. Voor PET waren 1 juistpositief, 10 foutpositief, 26 juistnegatief en 4 foutnegatief. Twee andere primaire maligniteiten werden gevonden (primaire myelofibrose en folliculair lymfoom). Tweeëntwintig patiënten (15,3%) ondergingen in totaal 41 aanvullende onderzoeken. Zesenvijftig patiënten (38,9%) ontwikkelden een recidief. De mediane periode tussen beeldvorming en diagnose van het recidief bedroeg 10,5 maanden. Mediane follow up was 21 maanden.

Conclusie: Beeldvorming voor het opsporen van metastasen op afstand bij patiënten met een positieve sentinelnode is niet zinvol. Slechts zelden wordt metastasering gevonden en bij een deel van de patiënten leidt het tot onnodig aanvullend onderzoek.